De staat Arizona is met de Grand Canyon, Route 66 en Monument Valley niet alleen de perfecte filmlocatie en de ultieme roadtripbestemming, je vindt er ook het grootste indianenreservaat van de Verenigde Staten: Navajo Nation. Op zoek naar de overblijfselen van de oude cultuur van dit volk, dat nog steeds op zijn eigen grond woont, kijk je ineens met andere ogen naar het landschap.
Tekst Jona Dekker Fotografie Malou van Breevoort
(Publicatie in Columbus Magazine, augustus 2012)
Het is alsof ik naar de sterren kijk. Ik tast de aarde af met mijn ogen en ga twee miljard jaar terug in de tijd. Daar, op de bodem van de Grand Canyon, in die zwarte rotsen aan de Colorado-rivier, onder vele aardlagen oranje, geel, bruin en beige, daarin heeft geen geoloog ooit een fossiel gevonden. De bodem van de Grand Canyon is namelijk ouder dan alle dieren en planten die ooit hebben bestaan. Net zoals ik me niet kan voorstellen dat het heelal oneindig is, kan ik me onmogelijk indenken dat er ooit geen leven was. Niets. Ik hoor alleen het zachte ruisen van de hete, stoffige wind.
Op dit uitzichtpunt, schijnbaar alleen en toch slechts vijf kilometer van de toeristenmassa’s verwijderd, fantaseer ik dat in de verte over de vlakte boven de canyon een groep Dineh-indianen aankomt. Het is rond 1500 na Christus. Ze komen lopend uit het noorden, helemaal uit Canada. Ze weten nog niet dat ze Navajo genoemd zullen worden, wat volgens sommigen ‘dief van het land’ betekent. Ze beseffen nog niet dat ze een van de weinige indianenstammen zullen zijn die op hun eigen grondgebied blijven wonen en die bovendien het grootste reservaat van de VS zullen bezitten. Ze staan daar in mijn gedachte alleen maar op de rand en kijken naar het uitzicht. Heet of niet, ze besluiten te blijven. Ze gaan wonen op droge vlaktes, tussen bizarre rotsformaties ten oosten van de Grand Canyon.
‘We’re in the United States of America!’, haalt gelukzalige fotograaf-en-reisgenoot Malou me uit mijn droom. Ze doet al de hele tijd Forrest Gump na, die in zijn film ook híér langs kwam rennen. En terecht. We gillen: wát een uitzicht! Tien minu- ten later trap ik het gaspedaal van onze Amerikaanse bak in. We genieten nog één keer van het panorama over de gigantische, steile, gapende diepte en besluiten om de klif níét af te rijden, zoals Thelma en Louise dat deden aan het einde van hun film, niet ver hiervandaan. Nee, wij hebben nog een missie. We gaan zoek naar het succesverhaal van de Navajo.
Where the..?
Een dag later. We hebben nog geen indiaan van dichtbij gezien. Wel in leer gestoken kuddes Harley Davidson-fans die de Route 66 volgen en motels uit de jaren vijftig, toen deze eerste Amerikaanse snelweg van oost naar west werd aangelegd. We zijn Navajoland binnen gereden ten oosten van de Grand Canyon en vonden niets dan eenzaamheid: rotsen, vlaktes, af en toe een gapende canyon. Eindeloos rechte, eenzame wegen strekken zich achter elkaar uit. Geen verwesterde indiaan. Geen dronken indiaan, zoals het personage in Suske en Wiskes De Natte Navajo, die ik als kind las. En natuurlijk ook geen indiaan uit de film: in traditionele kledij, veren op het hoofd, woest galoperend op een paard. Of wonend in een tipi, dichtbij de natuur, kokend op vuur en druk met rituelen. Af en toe zien we in de verte een verdwaalde trailer, sommige met de regenboogvlag van de ‘Dineh’, zoals de Navajo zichzelf naar hun voorouders uit Canada noemen. We kunnen niet anders dan raden naar de betekenis van het landschap: die rotsformaties móéten iets spiritueels betekenen voor de oorspronkelijke bewoners van dit gebied. En de Grand Canyon helemaal.
Paardenraces
‘Woehoe, daar komt hij!’ Een paar mensen springen op uit hun stoel, lachen, joelen, schreeuwen, klappen. De volgende middag kríjgen we onze woeste, galoperende indiaan. John Bigwater, 23 jaar, baseballpetje, jeans en sportshirt, stuift voorbij. De hoeven van zijn mustang slaan stofwolken uit de grond. Zijn paard gaat hard, maar wint de race niet. De teleurstelling is van Johns gezicht af te lezen, maar hij beweert dat het zijn eigen schuld is. ‘Had ik maar harder moeten trainen. Wel jammer, want ik had een heel mooi zadel kunnen winnen. En een kleine 250 dollar cash.’
We staan midden in de woestijn, aan het einde van een belabberd, onverhard pad vlakbij het plaatsje Chinle. John – een telg uit de familie Bigwater, die paardentochten organiseren vanaf hun ranch – heeft ons meegenomen naar de eerste lokale paardenrace van het seizoen. Deze wedstrijden worden hier soms wekelijks georganiseerd door families die genoeg sponsorgeld weten binnen te halen. Ondanks de afgelegen locatie zitten er honderden mensen langs de kant: volwassenen, kinderen, zelfs baby’s. Het waait keihard, de zon brandt onverbiddelijk en er is nergens schaduw, maar de Navajo hebben een opperbest humeur. ‘Kom erbij zitten!’, roepen een oudere man en vrouw breed lachend. Rose en Melvin blijken familie van de organisatoren. ‘Iedereen die kan paardrijden mag meedoen’, zegt Melvin. ‘Maar kinderen tot zes jaar nog niet, hoor. Die doen in plaats daarvan vaak aan schapenrodeo.’ Ik probeer me een woest schaap voor te stel- len dat een kleuter van zich afwerpt. Melvin kan er niet om lachen. ‘Het is een serieuze sport, hoor! Mijn kleinzoon van vijf doet aan mutton busting. Hij houdt zich vast aan de vacht en moet zo lang mogelijk blijven zitten. De laatste wedstrijd werd hij er gelijk afgegooid.’ Er komt een amazone van een jaar of veertien voorbij stuiven. Ze wint de wedstrijdronde, van bijna allemaal mannelijke ruiters. Volgens Melvin is het heel normaal dat een vrouw goed kan paardrijden. ‘Mijn over-overgrootoma was een beroemde jockey. Ze had een wit paard dat onverslaanbaar was.’
Geheimzinnige ruïnes
‘Paard’ en ‘schaap’ blijken toverwoorden. Ik had al gelezen dat de Navajo meer grondgebied hebben verworven dan alle andere stammen in deze omgeving, doordat ze zo slim waren gelijk paarden en schapen van de Spanjaarden over te nemen – in plaats van het christelijke geloof. Het paard gaf ze vrijheid en het schaap gaf ze te eten, in een gebied waar landbouw door droogte niet mogelijk was. Ze namen van de Spanjaarden wat ze nodig hadden. Nog steeds is maar een kwart tot de helft van de Navajo christelijk, maar íédereen kan paardrijden.
‘De meesten beginnen er al mee voordat ze kunnen lopen, bij papa en mama voorop.’ John gaat al rijdend demonstratief lui achterover liggen op zijn paard Blackfeet, dat hij kreeg toen ze nog een veulentje was. Het is de ochtend voor de paardenrace en we maken samen een tocht van vier uur, op ons verzoek naar de relatief onbekende Three Turkey Canyon. Zijn vriend Benno rijdt zonder zadel omdat zijn paard zo ‘vrijer kan ademhalen’. En ook Benno’s vriendin Courtney lijkt met haar paard vergroeid.
De fotograaf en ik zweten vooralsnog peentjes. Stapvoets, godzijdank. In stilte dalen we af in de kloof. Moeiteloos bewegen de mustang- paarden – dé Navajo-favoriet vanwege hun geschikt- heid voor ruig terrein – zich over de steile paadjes vol rotsblokken. In de smalle, diepe kloof die volgt zien we ineens lemen huisjes, die op twintig meter hoogte tegen de rotswand zijn gebouwd. Volgens John zijn het de best bewaarde ruïnes van de Anazasy-indianen in de wijde omtrek. Ze zijn vijfhonderd jaar oud en nog puntgaaf. John: ‘Zie je die kleine gaten in de rotswand? De Anazasy klommen zonder touwen omhoog. Op die manier beschermden ze zichzelf tegen vijanden.’ Op de terugweg laat hij een ruïne van zijn éígen volk zien: een berg tak- ken. ‘Dit was het huis van mijn overgrootoma.’ We hebben gehoord dat de Navajo hun koepelvormige, lemen huizen vroeger ook in canyons bouwden om zich te beschermen tegen vijandige stammen, maar dit huisje staat midden in een grote vlakte, met niets dan grillige struiken. ‘Wat dééd ze hier?’, willen we weten. John haalt zijn schouders op. ‘Gewoon, leven?’
Cowboy country
We zitten weer in de auto, op weg naar Monument Valley. Het rijden doet ons wegzinken in gedachten. Ik vind de Navajo zo gek nog niet: wat ze goed kunnen gebruiken uit andere culturen, nemen ze over. Ze hebben een geweldig aanpassingsvermogen. Het toerisme dat we hier zien draait voor een groot deel om ‘arts’ en ‘crafts’, die een mengsel blijken te zijn van allerlei invloeden uit andere indianenculturen. Pottenbakken en weven keken de Navajo af van de Pueblo-indianen. Zilversmeden leerden ze van de Spanjaarden. Ze hebben zelfs het advies gebruikt van hedendaagse Amerikanen, over de kleurstelling van hun kleden. Aardetinten verkopen beter, omdat die passen bij de vooroordelen van toeristen. Tja, het levert prachtige ambachtelijke voorwerpen op. Én werkgelegenheid voor wie graag in dit godvergeten gebied wil blijven wonen. En dat geldt voor de meeste Navajo. Dus waarom zou je daar iets op aan te merken hebben?
We rijden de zoveelste hoek om. Gillen tegelijkertijd: ‘Woooow!’ Plots verschijnt hét beeld dat hoort bij het woord ‘roadtrip’. We scheuren over een lange, rechte weg die iets naar beneden helt, door een vlak, dor landschap met roodverschroeide aarde. Aan de horizon steken gigantische, rechthoekige roodbruine rotsen omhoog uit het landschap, als gebouwen. Even verder, op het terras van hagelnieuwe The View Hotel, is het uitzicht zo mogelijk nog filmischer. Drie gigantische rotsen verheffen zich majesteitelijk boven de zinderende, rode savanne. We zetten een cowboyhoed op ons hoofd en steken een peuk op. Dat hoort op deze plek, dat voelen we meteen.
We zijn in Monument Valley, dat iedereen kent zonder het te weten, omdat er zoveel Hollywoodproducties en oude westerns zijn opgenomen. Maar goed, hier wónen dus mensen. Navajo. Zoals Karin Black, gekleed in jeans, geruite blouse en baseballcap, die ons met een jeep rondleidt door ‘haar’ vallei. Karins huis staat een paar rotsen verderop. Ze lacht om onze verbazing, zoals ze constant om alles lacht. ‘Of ik net zo mooi uitzicht heb? Dat weet ik niet! Die rotsen zijn normaal voor mij!’ Wel heeft ze voor elke vorm in het landschap een naam. ‘Stagecoach’, ‘Castle Butte’, ‘Coffee and Tea Pot’. De meeste zijn geïnspireerd op hun vorm, of op westerse films, die Karin allemaal gezien heeft. Dan komen we bij een 91 meter hoge zandsteenpilaar die ‘Totempaal’ wordt genoemd. ‘Ah, die heeft zeker een spirituele betekenis voor jullie?’, probeer ik. ‘Nee, hoor’, lacht Karin. ‘Navajo hebben geen totems. Het is gewoon om hoe hij eruit ziet. Maar weet je wie de enige is die de Totempaal heeft beklommen? Clint Eastwood, voor de film The Eiger Sanction. Hij heeft bovenop de top gedineerd!’ Karin schaterlacht. Ze weet nog een goede anekdote. Onlangs werd hier de remake van Tonto and the Lone Ranger opgenomen, met Johnny Depp als indiaan in de hoofdrol. Karin: ‘Ze hebben hem voor de film een dooie kraai op het hoofd gezet. Dat heeft niets met onze cultuur te maken!’ Of Karin zich niet beledigd voelt? ‘Welnee, we hebben de grootste lol gehad. Johnny Depp kan ook totaal niet paardrijden. Hij werd gefilmd op een neppaard op een kar en is zelfs dáár twee keer vanaf gevallen!’ Nu moeten ook wij smakelijk lachen. Een indiaan die niet kan paardrijden!
De meest bijzondere indiaan
En toch: is er dan niets in dit prachtige landschap wat iets méér betekent voor de Karin als Navajo? ‘Natuurlijk wel’, antwoordt ze. ‘Kijk om je heen.’ Ik kijk. Zie de rotsen, de droge aarde. En planten. Ineens zie ik duizenden planten, die me eerder totaal niet opgevallen waren. ‘Élke soort die je hier ziet gebruiken we in onze ceremonies.’ Karin kijkt voor het eerst serieus. Ik wijs de dichtstbijzijnde aan. ‘Die plant gebruiken we bij de heilige kinaalda- ceremonie, als een meisje vrouw wordt. Het wordt met blauwe maïs in een oven in de grond gestopt om er een cake van te bakken.’ Blauwe maïs blijkt een lokale plant die Navajo de hele dag door in allerlei gerechten eten. En ja, hij is echt blauw.
Zelf onderging Karin ook de vrouwenceremonie, toen ze voor het eerst ongesteld werd. ‘Het werd gelijk aan iedereen verteld. Ik was supertrots. Helemaal toen ik de ceremonie doorstaan had, omdat je als meisje drie dagen op de proef wordt gesteld. Je haar wordt voor je gezicht gebonden en je mag het niet wegvegen. Je móét rechtop zitten. De laatste nacht uren achter elkaar. Je mag geen zout, geen zoetigheid, niet lachen.’ Ik kijk naar Karin, dat laatste moet haar zwaar gevallen zijn. ‘Ik heb het gehaald, hoor! Ik moest wel. Als je bijvoorbeeld tóch snoep eet, dan vallen je tanden uit.’ Karin kijkt nog steeds serieus. ‘Het is echt waar, hoor! Ze vallen vanzelf uit.’
Karin neemt ons mee naar Navajo die in de vallei wonen. We ontmoeten Suzy, die zo oud is dat ze haar eigen leeftijd vergeten is. Ze spreekt geen woord Engels, maar herinnert zich nog dat de eerste toeristen kwamen, nadat John Ford in 1939 met John Wayne de film Stagecoach opnam in de vallei. ‘Toen klom ik nog zo op die rotsen omhoog’, wijst ze naar een loodrechte helling achter haar trailer. Op haar onderarm heeft ze een gerimpelde tatoeage. Het is haar naam. ‘Van mijn eerste baas gekregen. Volgens hem was dat handig voor de toeristen.’ Nog altijd geeft ze weefdemonstraties aan reizigers. We vertellen haar dat we het bewonderen dat ze nog steeds aan het werk is. Ze wuift het weg met haar hand en laat een krakerig lachje horen. ‘Breng een man voor me mee de volgende keer dat je komt! Hahaha!’
Maar de meest bijzondere indiaan die we leren kennen, is de 36-jarige Shane Gillin. Hij heeft blond haar en blauwe ogen. Een geboren Amerikaan. Toen hij zestien was ontmoette hij zijn Navajo-vrouw in de stad Page. Nu werkt hij voor hetzelfde toeristenbureau als Karin, heeft hij vijf stiefkinderen en woont hij net als veel anderen in Monument Valley in een trailer zonder elektriciteit en stromend water. Binnenkort wordt hij ceremonieel opgenomen in de clan. Dan ís hij volgens de traditionele begrippen een Navajo. ‘We zoeken alleen nog een geschikte medicijnman. Geloof me, ik ben niet de enige white guy hier, maar dit is echt de grootste eer die ik kan krijgen’, zegt Shane, die katholiek is opgevoed, maar naar eigen zeggen nooit iets van die religie heeft begrepen. ‘De Navajo-cultuur, die past bij me. Mijn vrouw komt uit een zeer traditionele familie. De gebeden die ze hier voor elkaar hebben, de ceremonies, alles klopt gewoon. Mijn schoonmoeder weeft nog steeds zelf en verft textiel met natuurlijke kleurstoffen uit planten. Ze staan hier veel dichter bij de natuur dan waar ik vandaan kom.’
Happy end?
Shane is honderd keer meer indiaan dan Johnny Depp ooit zal zijn, en toch windt hij zich op onindiaanse wijze op over lokaal onrecht. ‘Ik wil je vragen om nooit meer het Engelse woord indian te gebruiken. Dat is net zoiets als nigger. Zeg liever native American.’ Hij vertelt ons over het alcoholisme, dat volgens hem een groot probleem is. ‘Jullie hebben alleen de select few ontmoet die níét drinken’, zegt hij. ‘Alcohol is niet voor niets verboden in de winkel. Maar wisten jullie dat je ook maar één bus hairspray per maand mag kopen? Want geloof me: ze drinken het. Een fles water gemengd met haarlak, mixen en klaar. Ocean Water, noemen ze dat hier.’ Toch vindt Shane de geschiedenis van de Navajo een succesverhaal. ‘Ze hebben het allergrootste reservaat van de Verenigde Staten. Ze wonen op hun eigen grond. Het toerisme is echt een zegen voor de werkgelegenheid. En de filmindustrie ook. Die heeft al die reizigers hierheen getrokken. Zonder toerisme had hier geen enkele Navajo meer gewoond, denk ik.’ Shane heeft óók nog een happy end voor ons in petto. ‘Ik wil een ontmoeting voor jullie regelen met de oma van mijn vrouw. Ze heeft onlangs een plakkaat gekregen omdat ze de oudste vrouw is van Navajo Nation.’ Officieel is ze 104, aldus Shane. ‘Maar haar geboortepapieren werden pas ingevoerd toen zij allang geboren was. Ze herinnert zich de terugkomst uit de kampen van The Long Walk.’ Shane rekent uit: ‘Als dat klopt, moet ze nu bijna 124 jaar zijn.’
The Long Walk is een van de meest dramatische episodes uit de geschiedenis van de Navajo. In de negentiende eeuw verdreven Amerikaanse kolonisten de Navajo van hun land, zodat er naar grondstoffen en mineralen kon worden gezocht. Negenduizend Navajo moesten zeshonderd kilometer lopen naar kampen in New Mexico. Drieduizend van hen stierven. Toen ze terug mochten keren, in 1869, werd een verdrag ondertekend en hun reservaat geboren. Net als kort daarop Libby Chee. De oma van Shane is bijna net zo oud als het reservaat zelf. Dan komt Shane met een teleurstellende boodschap. ‘De familie wil geen ontmoeting. Ze is te broos.’ Shane vertelt dat Libby Chee twee weken geleden heeft aangekondigd dat haar tijd is gekomen. ‘De Navajo voelen hun einde naderen. Het kan nu elk moment gebeuren. Ze heeft haar kleding en sieraden klaarliggen voor als ze gaat. Ze voelt geen pijn meer. Niets.’ Die avond kijk ik naar de sterren. Denk aan Libby Chee. Ze gaat slapen. In haar trailer, op het land van haar voorouders. Ze is bijna klaar om zich bij hen te voegen. Ze voelt dat haar tijd gekomen is. Toch weet ik dat haar cultuur en haar verhalen bij haar familie blijven. De Navajo leven.
Met dank aan de Bigwaters, Tom Mesereau, Joanne Hudson en Jon.