‘Reizen is gewichtloosheid’
Boekenweekauteurs Tommy Wieringa en Jelle Brandt Corstius over de kunst van het reizen
Hoe verschillend ze ook schrijven – bloemrijke romans versus nuchtere, humorvolle non-fictie – over hun liefde voor reizen spreken ze als één man: Boekenweekauteurs Tommy Wieringa (46) en Jelle Brandt Corstius (35). “Reizen is hopen dat de dag níet zo gaat als je in je hoofd had.” Wieringa: “Precíes! Kunnen we dat opnemen in het stuk als kernzin?”
Publicatie in het Boekenweek Magazine, februari 2014
Als de twee lange, kale schrijvers elkaar voor het eerst zouden ontmoeten in een buitenlandse, zespersoons treincoupé met een lange reis voor de boeg, zou er bar weinig gebeuren. Daar zijn Wieringa en Brandt Corstius het roerend over eens. “Ik zou doen wat alle Nederlanders dan doen”, lacht Wieringa. “Wegduiken alsof de ander niet bestaat. Het fijne van reizen is nu juist dat er geen getuigen zijn.” Brandt Corstius: “Vroeger kon ik in zo’n situatie nog wel eens een hele nieuwe persoon verzinnen. Dan praatte ik twee uur over mijn werk als fysiotherapeut. Dat was een leuke mentale oefening. Maar sinds ik tv-programma’s maak val ik denk ik toch iets sneller door de mand.”
Tommy Wieringa en Jelle Brandt Corstius hebben niet alleen hun schrijflust gemeen. Beiden maakten ze televisie voor de VPRO: Wieringa reisde langs de Nederlandse grens, Brandt Corstius door Rusland en India. En allebei voelen ze hun leven lang al een verlangen naar elders. Wieringa: “Tot mijn zevenendertigste was ik zo ongeveer ononderbroken onderweg. Toen liep alles in het honderd en kreeg ik kinderen.” Hij schaterlacht. “Al zie ik nu mijn meisjes twee en drie zijn wel weer wat meer ruimte om eens de boer op te gaan.” Wieringa’s reizende leven begon hier, bij het Lloyd Hotel aan het Amsterdamse IJ, de locatie van het interview. “Toen ik twee was zijn we hier vertrokken met het schip de Prins der Nederlanden, mijn ouders met een hart vol verwachting, op weg naar een nieuw bestaan in Aruba.”
Jelle Brandt Corstius ging als kind met zijn ouders al op ‘bijzondere vakanties’. Tommy Wieringa woonde zeven jaar met zijn ouders op de Antillen, waar zijn vader werkte als onderwijzer. “Ik groeide op onder een gigantische open hemel. Staalblauw. Vorige week stond ik bij Den Oever naar het grauwe, aanspoelende sop te kijken en ik prees mezelf gelukkig dat er andere invloeden in mij zijn gestroomd dan alleen deze hemel en dit water. Ik herinner me heel goed hoe het was toen ik terugkwam in Nederland en… die zee zag. Ik dacht, Jezus, dat is geen zee! Dat is waswater. Het afvalwater van een gaarkeuken.” Brandt Corstius schatert. Wieringa: “Of hoge, bakstenen straten. Beklemmend. Als baksteen nat regent, is ze nog donkerder, dan wordt ze bijna zwart. Ik snap niet dat mensen hun huizen niet pleisteren hier.”
Jelle Brandt Corstius: “Ik heb dat beklemmende gevoel niet bij baksteen, maar wel met Nederland op zich. Dat elke vierkante meter in Nederland een bestemmingsplan heeft. Zelfs de natuur. ” ‘Ik verlang nooit naar huis, erger nog: als ik thuis ben verlang ik naar weg zijn’, schrijft de journalist en programmamaker in zijn Boekenweekessay over een cruisetocht door de Witte Zee, via de Noordkaap naar de Noord-Russische stad Archangelsk. Hij vertrok op zijn vijfentwintigste naar Moskou en werkte er vijf jaar als correspondent voor kranten en tijdschriften. “Daar kwam ik erachter dat het echt bijzonder is dat in Nederland je dag meestal zo ongeveer volgens plan verloopt.”
De kunst van reizen is volgens de auteurs juist het tegenovergestelde van een plan hebben en je daaraan houden. “Je moet de vrijheid nemen om te hopen dat je dag níet zo zal gaan als je in je hoofd had”, vindt Brandt Corstius. Wieringa, lachend: “Precíes! Kunnen we dat opnemen in het stuk als kernzin?” Serieuzer: “Voor mij begint reizen met alleen zijn, en dat kan ik ook in Barger-Compascuum. Een gedeelde ervaring is een halve ervaring.” Brandt Corstius: “Vind je? Oh, dat heb ik helemaal niet.” Wieringa: “Als ik alleen onderweg ben, slaat er een raar soort vereenzaming toe, waardoor alles zich verdiept. Ik ga beter kijken. Met zijn tweeën kom je in een dynamiek waarbij je voortdurend naar elkaar kijkt.” “Je hebt niet de rust voor je eigen observaties?” “Precies.”
Brandt Corstius zucht. “Als ik reis voor het schrijven, is het inderdaad beter om alleen te zijn. Om die reden wil ik komend jaar even geen televisie maken. Die twee dingen gaan gewoonweg niet samen. ” De programmamaker kwam vóór dit interview linea recta uit het montagehok waar hij zijn nieuwe VPRO-serie ‘De bergen achter Sotsji’ monteert, tot in de nachtelijke uren. Voor de zes afleveringen die in januari en februari werden uitgezonden, trok hij non-stop filmend, 38 dagen lang door de Kaukasus met zijn cameraploeg. “Met reizen heeft zo’n trip eigenlijk niets te maken”, zegt Brandt Corstius. “Voor mij is reizen dat je tot nieuwe inzichten komt en nieuwe dingen meemaakt. Met zo’n serie, of het nou langs de Nederlandse grens is of dat ik in het hart van Georgië zit, het dondert eigenlijk niet zoveel. Je bent gewoon alleen maar bezig met televisie maken. Toen ik dit weekend over de Hondsbossche Zeewering tegen de wind in fietste, kwam er meer tekst in me op dan tijdens die hele maand in de Kaukasus. De kíjker van mijn programma’s, díe is op reis. Daarom vind ik het ook leuk om mijn eigen series terug te kijken. Dan denk ik: godverdorie, wat ik nou toch weer heb meegemaakt!”
Wieringa over zijn VPRO-serie De Grens: “Ontzettend leuk om te maken, maar ook een enorm gedoe. Je moet van de ene afspraak naar de andere. Proberen op tijd te zijn. Ik heb niet één aantekening gemaakt in de maanden dat ik aan het opnemen was. Terwijl ik normaal altijd aan het schrijven ben. Die hele ploeg mensen om je heen, al die spullen: dat is allemaal gewicht. Echt reizen is voor mij gewichtloosheid.”
Brandt Corstius: “De meest verlichte vorm van reizen is zonder spullen. Ik las een geweldig stuk over een jongen die op zijn eerste date met een meisje, had voorgesteld om drie weken te gaan liften door de Balkan en Turkije. Zonder iets mee te nemen: alleen de kleren die ze aan hadden, een creditcard, een telefoon. Ze stapten in de bus, wasten ‘s avonds hun kleren, en trokken ze de volgende dag weer aan. Dat kán dus gewoon.”
Op de vraag of een reiservaring waardevoller wordt door erover te schrijven, valt een lange stilte. Wieringa: “Ik heb een aantal reizen gemaakt voordat ik echt schreef. Ik ben heel lang in Ethiopië geweest toen ik 22 was, maar ik heb nauwelijks aantekeningen. Terwijl het zo bijzonder was, er gebeurden daar echt wonderen waardoor ik minstens een dag lang niet aan Zijn bestaan durfde te twijfelen. Maar ik heb geen namen, geen data, de plaatsen waar ik was kan ik nauwelijks terughalen. Daar baal ik enorm van.” Brandt Corstius: “Je hebt die ervaring natuurlijk wel zelf meegemaakt. Maar je kunt hem niet delen met lezers. Daar wordt de ervaring niet minder van, maar het is wel een gemiste kans.” Het is bovendien een fantastische nieuwe ervaring om over een reis te schrijven, vindt Wieringa. “Er zijn dingen die plotseling in een heel ander licht komen te staan als je ze opschrijft. Een verhaal waar ik nog steeds met plezier aan terugdenk, gaat over een portret van een dubbelganger van mij, dat ik zag in Slot Belvedere in Wenen. Het was een schilderij van Egon Schiele, en toen ik ervoor stond was het echt van: dit bén ik. Mensen om me heen wezen naar me en fluisterden. Toen ben ik gaan uitzoeken wie die man was. Het bleek Victor Ritter von Bauer, een ontzettend interessante kerel, een vrijdenker die de hele wereld had bereisd en één van de eersten die in Oostenrijk zijn vliegbrevet haalde.”
Brandt Corstius: “Alleen reizen doet iets met je creatieve gedachten. Als ik in Kazachstan in mijn eentje terug kom van een pizzeria waar het deeg op is, dan ben ik in de stemming om te schrijven.” De beste verhalen zijn die waarin dingen in mis gaan, vindt Corstius. “De lezer wil tegenslagen zien, want hij heeft de reis niet gemaakt. Dat is de fout van veel reisjournalistiek: iemand gaat naar Australië en schrijft hoe fantastisch mooi het er wel niet was. Ik vind een verhaal dat je überhaupt niet in Australië belandt, veel interessanter. Je moet de vrijheid nemen om je blik af te laten dwalen van wat in je programma staat.” Wieringa: “Zo zag ik tijdens opnames van een boer in Drenthe, de hele tijd vanuit mijn ooghoek kerels in Opel Manta’s zag wegschieten in het bos. Toen ik ging poolshoogte ging nemen kwamen we bij een illegale zender vlak over de grens, met stomdronken kerels. De biertap stond onder stroom en toen ik vroeg waarom zei iemand in dialect: “Hij is niet geaard!” Hahaha. Fantastisch. Dat had net zo goed in Oekraïne kunnen zijn.”
Brandt Corstius: “Precies: je hoeft niet ver weg te gaan om iets mee te maken. Mensen vinden het soms bijzonder dat ik ‘oog heb voor onverwachte details’. Ik vind het eerder gek als andere mensen dat niet hebben. Wat een saai leven moet dat zijn.”
Reisleiders in Boekenland
Wieringa en Brandt Corstius lezen zelf ook graag reisliteratuur. Vier tips van de kenners:
- Holidays in Hell, P. J. O’Rourke – Brandt Corstius: “Hij ging op vakantie in gebieden die daar niet voor bedoeld waren, zoals Beiroet midden jaren ‘80. Heel erg grappig.”
- Molvanië: een land gevrijwaard van moderne tandheelkunde, Tom Gleisner, Santo Cilauro en Rob Sitch – Wieringa: “Wat heb ik dáár om gelachen! Een reisgids naar een verzonnen land. Niemand heeft er een tand in zijn mond, en je wilt kajakken, maar de meren zijn helaas radioactief bevuild.”
- Ingenieurs van de ziel, Frank Westerman – Brandt Corstius: “Dit boek was voor mij één van de redenen om naar Rusland te gaan. Historisch zonder dat het stoffig wordt.”
- Zwarte Zee, Neil Asherson – Wieringa: “Fantastisch reisverhaal. Eén van de shockerendste dingen in het boek, is dat de Zwarte Zee dreigt om te keren door het gewicht van verschillende waterlagen. Een natuurramp zonder weerga.”