Het lopen van de Adelaarsweg – een langeafstandswandelroute over de Oostenrijkse bergen van Oost- naar West-Tirol – is niet alleen een fysieke inspanning. Het is een mentale reis met pieken en dalen. Het is het betreden van een andere wereld. Hier, ver boven de onrust van de stad, bepalen het weer en je voeten het ritme, eet je wat de pot schaft, maalt niemand om een douche meer of minder en spreekt iedereen elkaar aan met ‘je’. “We zijn nu eenmaal op elkaar aangewezen hierboven. Jij en ik.”
Publicatie december 2017 – Columbus Magazine
Tekst Jona Dekker Fotografie Lars van der Waarden
“Oh mijn god, ga ik dit wel trekken?” De vraag schiet als een vuurpijl door mijn hoofd. Het is dag drie van onze tocht en na een klim van een anderhalf uur in de regen – over stenen paadjes en met een stukje klauteren op handen en voeten naast een afgrond – staan we boven op een pas. Mijn handen zijn bijna gevoelloos van de kou, en we zien vrijwel niets. Voor me ontwaar ik in soft focus een heel klein stukje gras, dat zonder mededogen loeisteil naar beneden in de mist verdwijnt. Mijn ogen zoeken tevergeefs naar een pad. “We moeten achter die rots langs”, sust onze gids, maar eenmaal langs het brok steen, valt het niet mee. Een modderig paadje van nauwelijks twee voeten breed, slingert via talloze haarspeldjes over een natgeregende, spekgladde grashelling de diepte in. We schuifelen omlaag, waarbij ik erg mijn best moet doen om strak naar het pad staren. Want naar beneden kijken roept allerlei vragen op: hoe hard je hier kunt glijden, en hoeveel je versnelt voordat je beneden op de stenen tot stilstand komt. “Je valt niet”, verzekert de gids, “maar je moet wel meer naar voren leunen, met je gewicht boven je voeten. Dan sta je beter.” Zelfs fotograaf Lars – die zich de afgelopen dagen heeft bewezen als een volslagen relaxte, ongetrainde dertiger op gympies die totáál geen last heeft van hoogtevrees, spierpijn of blaren – gaat tergend langzaam. Maar de gids krijgt natuurlijk gelijk. We vallen niet. En dus komen we anderhalf uur, drie sneeuwhoopjes, een steil stenenveld en twee alpenmarmotten later, voldaan en opgelucht aan in de spectaculair gelegen Anhalter Hütte.
Het avontuur begint
Een half jaar eerder. Peinzend vraag ik me af hoe ik me hierop voorbereid. Ik heb ‘ja’ gezegd. Ik ga een stuk van de Adelaarsweg lopen, dé langeafstandswandelroute die heel Tirol doorkruist, met in totaal 33 etappes, 413 kilometer en 31.000 hoogtemeters. De eerste vraag is: welk stuk lopen we? Gaan we voor een paar stevige, ‘alpiene, zwarte etappes’, kiezen we voor ‘rode bergwandelpaden voor gevorderden’, of is een ‘blauw wandelpad’ geschikter? De fotograaf en ik hebben beiden weleens door de bergen gelopen, maar betekent dat dat we ‘tredzeker’ zijn – en dus gevorderd? Hebben we een ‘alpiene uitrusting’? Volstaan goede schoenen of moeten we stijgijzers meenemen? Na lang wikken en wegen kiezen we voor etappe 16 tot en met 20: eerst een blauwe, gevolgd door drie rode en een zwarte. Zo kunnen we het niveau langzaam opschroeven.
Als we zes maanden later uitgeslapen onze eerste stappen zetten op de Adelaarsweg, hebben we nog steeds geen idee, maar wel goede moed. De zon staat stralend in een blauwe hemel met lieve schapenwolkjes en voor ons loopt een breed pad door Gaistal, dat alleen in de zomer bereikbaar is, omdat er ’s winters te veel sneeuw ligt. Achter ons ligt Leutasch, waar de hotelbaas van onze eerste overnachtingsplek – met de toepasselijke naam Christian Wandl – ons vertelde dat veel bergpaden zijn aangelegd om de koeien in de zomer naar de hogere alpenweides te brengen. “Eén herder past op het vee van meerdere boeren.” Het goede nieuws voor wandelaars is dat je bij zo’n zomerboerderij – oftewel een ‘alm’ – vaak óók een stevige hap kunt eten. “Je kunt meer verdienen aan toerisme dan aan een koe”, verklaart Wandl. Zelf serveert hij in zijn biologische hotel Leutascherhof zoveel mogelijk producten van lokale boeren, naar goed Tirools gebruik. “De meeste mensen hier komen uit een boerenfamilie. Iedereen ziet het belang van boeren. Hun koeien houden de begroeiing laag: zonder vee zouden er geen alpenweides meer bestaan.” Ik denk aan die woorden terwijl we de ene alpenweide na de andere doorkruisen, het ritme van onze voetstappen begeleid door een concert van tinkelende koeienbellen en het zacht ruisen van een beek. Flink moe maar nog steeds optimistisch sjokken we die avond ons eerste eindstation binnen: het dorpje Ehrwald.
Respect
De volgende dag treffen we onze eerste mede-Adelaarsweg-lopers: twee Duitse vrienden van een jaar of vijftig die samen zeven etappes lopen, van Innsbruck naar hetzelfde eindstation als wij: Württemberger Haus. Eén stopt voor een vriendelijk praatje, terwijl de ander nogal bot de pas erin zet en om de hoek verdwijnt. Veel sneller dan wij. We puffen bergop lopend tegen elkaar dat dit wel een pittige dag zal worden. Maar net als gisteren verdwijnt het zware gevoel in onze benen vanzelf en krijgen we de smaak te pakken. Met geheven hoofd stappen we verder omhoog, waarna onze route zich vervolgt over een smalle, steil dalende ‘singletrack’. Durven hier mensen te mountainbiken? Wij moeten onze voeten stevig neerplanten om niet uit te glijden over de kleine steentjes. Toch gaat het zo gesmeerd dat we op een gegeven moment uitgelaten naar het dal staan te jodelen. Waarna meteen het eerste lastige stukje volgt: een kort, smal richeltje naast een afgrondje. Ik sta even te trillen op mijn benen. Hoe spannend gaat deze tocht eigenlijk worden? Inspannend is het sowieso. Als we in Hotel Fernsteinsee aankomen, beweert onze botte, Duitse collega-loper dat het vandaag allemaal niets voorstelde, maar wij vallen na één biertje al half in slaap.
Eén van de bijzondere dingen aan het lopen van een langeafstandsroute, is de ontdekking dat je het kunt. Dat je benen je daadwerkelijk over al die hoogtemeters en kilometers kunnen dragen. Het doet soms pijn, met blaren of stijve benen, maar je spieren worden met de dag sterker. Ik merk bovendien iets aan de locals die we onderweg tegen komen: respect. “Je hoeft geen u te zeggen, hoor. Boven de 1000 meter zeggen we je tegen elkaar”, benadrukt een oudere winkeldame. “Dat komt omdat het leven in de bergen harder is. We zijn nu eenmaal op elkaar aangewezen hier. Jij en ik.”
Alleen nog maar geluk
Ook wij voelen respect, voor de berggids die ons vanaf dag drie zal vergezellen: Martin Gstrein (30). We lopen met hem verder naar de Anhalter Hütte, en al snel blijkt dat onze ervaring totaal in het niet valt bij die van deze tanige bonk spieren, die over het bergpad rent als een steenbok. Martin heeft een eigen bedrijf, ‘High Mountainworks’, dat zo ongeveer alles in de bergen kan begeleiden. Samen met zijn vrouw en freelance berggidsen neemt hij mensen mee op wandel-, klettersteig- en klimtours, maar je kunt hem ook inhuren om te gaan tourskiën, ijsklimmen, canyoningen, om toppen te beklimmen of er juist weer af te paragliden. Ook bouwt hij als ‘industrieklimmer’ bruggen in nagenoeg onbereikbare kloven, hangend in de wand aan gordels in de meest onmogelijke posities, en heeft hij laatst nog een klettersteig boven een spectaculaire fjord in Noorwegen gefabriceerd. En oh ja, als vrijwilliger werkt hij bij de bergreddingsdienst. “De bergen zijn mijn leven. Mijn vrouw en ik gaan nooit op vakantie. Ook als we vrij zijn, gaan we omhoog. De bergen betekenen vrijheid. Als je op een top staat, ligt de wereld aan je voeten.”
Met een verliefde blik laat hij een foto zien van zijn vrouw, met een enorme hoogzwangere buik, op de top van een hoge spits. “Drie weken geleden ben ik vader geworden. Dit was de dag voor de bevalling. We dachten dat de baby nog wel even zou blijven zitten…” Of hij niet angstiger geworden is, als kersverse vader en echtgenoot? “Nee. Dat zou niet goed zijn voor mezelf, en ook niet voor de mensen die ik gids.” Als ik vertel dat ik twee goede kennissen heb die 200 meter naar beneden zijn gevallen, dat slechts één van hen het overleefde, en dat ik daardoor banger ben geworden, komt de aap uit de mouw. “Ik ben ook een keer 200 meter naar beneden gestort”, zegt Martin. “Ik stapte op een stuk sneeuw, maar gleed uit op het ijs eronder. Zo’n eind vallen is een hele gekke ervaring. Na vijf meter heb je zo’n snelheid dat je niets meer kunt doen. Ik kon alleen maar denken: nu heb ik geluk nodig.” Na een heel eind glijden over loeisteile sneeuw, kwam hij op de rotsblokken eronder tot stilstand. “Een puntige steen sneed mijn bil open, tot de spieren aan toe.” Wonder boven wonder had hij niets gebroken. “Toen ik na vier weken weer aan het werk ging was het wel even gek. Maar banger ben ik niet. Wel voorzichtiger.”
Als we even later op de pas staan in de mist, waar we over de glibberige grashelling naar beneden moeten, prijs ik me gelukkig dat we Martin bij ons hebben. Later in de Anhalter Hütte blijkt dat we niet de enigen zijn die moeite hadden met het weer in combinatie met de route. De botte Duitser die we al twee keer eerder tegenkwamen, lijkt wel gesmolten. “Vandaag ben ik mezelf echt tegengekomen op dat steile stuk”, verzucht hij. “Mijn grens is bereikt.” Hij kijkt mij aan. “Ik ben blij dat ik niet de enige ben.” In totaal zitten we met acht Adelaarsweglopers in de gelagkamer. Drie van hen vonden het eng vandaag, de rest ‘spannend, maar te doen’. Bijna iedereen, inclusief onszelf, besluit om de laatste zwarte etappe naar Württemberger Haus in te korten of te skippen.
Als een adelaar
‘s Nachts houden kwelgeesten me uit mijn slaap. Keer op keer speelt zich hetzelfde filmpje af in mijn hoofd, met alle mogelijke gedaantes van het pad dat ons morgen naar de volgende hut leidt. Ik probeer de beelden te wissen, aan niets te denken, alleen te ‘zijn’, maar ze keren als pestkoppen steeds weer terug voor mijn geestesoog.
Daarna denk ik aan Carmen Kathrein, de 59-jarige huttenwaardin die me vanmiddag haar levensverhaal vertelde. Ruim dertig jaar geleden ontmoette ze de liefde van haar leven, een Oostenrijkse berggids. Toen ze een zoon kregen besloten ze de Anhalter Hütte te gaan pachten, om meer bij elkaar te kunnen zijn. Maar tragisch genoeg kreeg Carmen’s man negen jaar later een fataal ongeval. “Hij gaf nog één tour in Ecuador voor het seizoen hier weer begon. Hij werd begraven onder een lawine en is nooit meer teruggekomen.” Sinds die tijd runde ze ’s zomers de hut als alleenstaande moeder. Een leven dat onvergelijkbaar is met dat in het dal. De Anhalter Hütte is alleen te voet bereikbaar. Eén keer per seizoen brengt een helikopter de voorraad, maar alle verswaren worden omhoog gedragen, en het afval naar beneden. “Mijn zoon moest toen hij twee was al zelf lopen. Wij hadden immers altijd een grote rugzak bij ons”, aldus Carmen. Water wordt gezuiverd uit een bron. Douchen kan alleen koud. En Carmen werkt de hele zomer lang elke dag, van zes uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds. “Dit is eenvoudig leven, maar ik voel me hier goed. De bergen en de dood van mijn man hebben me heel filosofisch gemaakt. Beneden in de stad is het altijd onrustig. Je bent afgeleid. Maar hier, in de rust, in de stilte, moet je met jezelf in het reine komen. Je moet al je zintuigen op scherp zetten. Net als de dieren. Onlangs, voor er sneeuw viel, kwamen alle gemzen naar beneden van de bergtoppen. Dan weet je: er komt iets. Volgend jaar is mijn laatste seizoen als huttenwaardin. De hut wordt verbouwd en daarna heb ik niet meer de leeftijd om opnieuw te beginnen. Maar daar wil ik nog niet aan denken. Dat valt me heel zwaar.” Ik probeer me Carmen voor te stellen, sjouwend met haar spullen over het bergpad naar het dal, met een kind van twee en haar man. En later: alleen. De route die ik morgen ook zal lopen. Pas om twee uur val ik in een onrustige slaap.
We vertrekken de volgende ochtend al om acht uur uit de hut. Laaghangende wolken ontnemen het zicht op het pad waar ik gisteren zo vaak naar heb gekeken vanuit de gelagkamer. Als we onderweg zijn merk ik meteen op dat het minder smal is dan het van een afstandje leek. Om de hoek zien we de route langs een niet al te steile helling richting de Steinjöchl-pas gaan: een metershoge, grillige steenrichel. Ik heb in de routebeschrijving gelezen dat we een stuk moeten klauteren langs een staalkabel, en de spanning balt zich samen in mijn buik. Maar eenmaal bij het gesteente aangekomen, blijkt de staalkabel een hek te zijn, en het klauteren traplopen. Ik lach hardop. Waar de route gisteren onverwachts spannend was, valt hij tot nu toe alleen maar mee. Als aan de andere kant van de pas het pad gedwee naar beneden slingert en de zon doorbreekt, met een fantastisch uitzicht op de wolken die loom aanleunen tegen de enorme, grijze, rotsen voor ons, dan voel ik me voor het eerst als een adelaar: alsof ik vlieg.
Reddingsoperatie
Als hij mijn blije gezicht ziet, lacht onze gids. “Dat vind ik bijzonder aan de bergen. Een route kan de ene dag – met mooi weer – heel makkelijk zijn. Maar als het de volgende dag regent kan je ervaring van hetzelfde pad 180 graden draaien. Het is pure psychologie.” Hij beaamt dat slecht weer ook wel écht link kan zijn en wijst achter zich. “Dat moeilijke pad dat ik net liet zien? Daar heb ik met de bergrettung vier weken geleden een uitdagende operatie verricht. We zijn met tien man vijf uur in het donker onderweg geweest, in de stromende regen, om een man en een vrouw uit Wenen naar beneden te halen. Ze hadden geprobeerd om de zelfvoorzienende hut te bereiken, maar het niet gered. Ze zaten vast op een natte, spekgladde helling, in het donker. We hebben ze een gordel gegeven en ze lopend naar beneden gezekerd aan een touw. Gelukkig waren ze niet gewond, maar wel totaal uitgeput.”
Als berggids kijkt hij nergens meer van op. “Je hebt mensen die boven op een bergrichel gaan zitten, en niet meer verder willen. Dan heb je als gids eigenlijk al een fout gemaakt: je moet vóór een bergbeklimming inschatten of iemand het fysiek en mentaal wel aankan.”
De anekdote maakt me iets zelfverzekerder. Ondanks mijn sporadische hoogtevrees ben ik tot nu toe overal op eigen kracht gekomen. Het weer werkt bovendien mee, en na een lange wandeling door een dal en langs een steil slingerpaadje omhoog, bereiken we op dag vier – dag vier alweer! – bijzonder opgewekt de Hanauer Hütte. Het is onze tweede echte berghut op deze route en het begint al een beetje vertrouwd te voelen: de schnaps die steevast als ‘medicijn’ klaarstaat als je aankomt, de bijzonder stevige maaltijden – käsespatzle met rauwkost vandaag –, de mannen en vrouwen in lichtgewicht broeken, felgekleurde fleecetruien, op Vibram-zolen en in Goretex-jassen, het feit dat mijn douche niet echt warm is, het ontbreken van Wifi of zelfs maar mobiel bereik. Alleen onze slaapplek zorgt nog even voor een bezorgde blik bij de fotograaf: twee grote planken boven elkaar, beide gevuld met één supergroot matras, waar we zij aan zij slapen met twee vaders en vier jonge kinderen. Maar eerlijk is eerlijk: ik heb nog nooit zúlke brave kinderen gezien, want na twee gefluisterde woorden horen we de hele nacht niets. ’s Ochtends is het eerste dat ik zie als ik wakker word het blije hoofd van fotograaf Lars. “Ik heb nog geen enkele nacht zo goed geslapen als nu.”
Tv kijken
Dag vijf – onze laatste dag op de Adelaarsroute – worden we buiten opgewacht door een stralend blauwe hemel. Het lijkt wel of iemand daarboven ons wil belonen voor de inspanningen tot nu toe. De weg is steil, maar we weten inmiddels dat we wel boven zullen komen. Een staalkabel leidt ons over een hoge, grillige rotsgraat – een pas die ik een week geleden misschien nog eng had gevonden – maar die nu léuk spannend is. Van puur optimisme neem ik aan de andere kant een duik in het ijskoude bergmeer: de Steinsee. Met een tintelend lichaam geniet ik na in de zon. We geven elkaar een high five. Wir haben es geschaft. Het enige dat we vandaag nog hoeven te doen is een lome middag doorbrengen bij de Steinsee Hütte. En morgen vier uur afdalen naar het dal, maar dat lijkt nu een eitje. Als we even later met een biertje van het uitzicht genieten, komt huttenwaard Burkhard Reich (52) bij ons staan. “Mooi hé? Toen mijn dochter klein was zei ze dat ze tv ging kijken. Dan klom ze een stukje omhoog langs die helling daar, ging zitten en keek om zich heen.”
Als we de volgende ochtend vroeg opstaan om de zon te zien opkomen, neemt een groep gemzen afscheid van ons. Bij de Steinseehütte eert een gedenkplaat een 20-jarige bergbeklimmer, die hier in 2002 omkwam. “Als bergbeklimmers sterven, doen ze louter dat, wat ze al deden. Ze stijgen alleen nog maar verder omhoog.” De woorden staan in steen gebeiteld. In gedachten verzonken zetten we onze laatste afdaling in, de toppen in stilte achterlatend, roerloos en ongenaakbaar.
TOCHTENPLANNING
Over de schoenen van fotograaf Lars… en andere tips
- Schoenen Het eerste waar iedere local in Tirol over begon: de gympies van fotograaf Lars. Hoewel hij alles zonder blaren en met verve gelopen heeft, is het advies: draag stevige, niet te kleine, ingelopen (berg)schoenen tot over de enkel, met goede profielzolen, die sterk genoeg zijn om dagenlang over puntige rotsen te lopen.
- Ben ik geschikt? Conditie op peil? Check. Geen (of weinig) hoogtevrees? Check. Ervaring met bergpaadjes? Top! Klaar voor een uitdaging? Ok, je bent (waarschijnlijk) geschikt! Gewoon proberen, zouden wij zeggen…
- Start vroeg Beter rond lunchtijd op je bestemming aankomen, dan vast komen te zitten op een pas in een onweersbui of een keer fout lopen en daardoor verdwalen in het donker.
- Het weer Over onweer gesproken: het beste advies is om er niet in terecht te komen. In de zomer slaat het weer vaak ’s middags om. Informeer elke ochtend naar de actuele weercondities. Ga er niet vanuit ‘dat het wel meevalt’: regen, harde wind, sneeuw en onweer kunnen een lange route veel uitdagender, gevaarlijker of zelfs onmogelijk maken.
- Koop een wandelkaart Download niet alléén alle routebeschrijvingen, kaartjes en GPS-tracks van de website visittirol.nl, maar ga óók altijd op pad met een gedetailleerde wandelkaart (1:25.000), bij voorkeur die van de Duitse of Oostenrijkse Alpenvereniging (DAV / ÖAV). Langs de route staat namelijk niet de ‘Adelaarsweg’ op de wegwijzers, maar in plaats daarvan de namen van hutten en plaatsen langs de route. Je moet dus zelf navigeren. Te koop via reisboekhandel http://www.piedaterre.nl.
- Word officieel berggeit Als lid van de Nederlandse Klim en Bergsport Vereniging (NKVB, €52 per jaar), krijg tot 50% korting op overnachten in berghutten. Neem je er ook een bergsport-reisverzekering bij (€30,75 extra per jaar), dan valt ook de bergreddingsdienst onder de dekking. Zonder verzekering kost een bergredding €4.000 tot €10.000. Onwaarschijnlijk? Ehm.. Deze verslaggever is eens op een zeer vriendelijk ogende Mallorcaanse berg verdwaald – en ‘gered’ – en was toen erg blij met haar NKVB-pas…
- Neem een gids De Adelaarsweg op eigen houtje lopen is het meest avontuurlijk, maar (een paar dagen) met een gids lopen schept nieuwe mogelijkheden: je kunt moeilijkere stukken ‘doen’, hebt iemand bij je die de weg kent en kan daardoor nog meer genieten van de tocht. Onze gids Martin Gstrein of zijn collega’s inhuren kost zo’n €320 per dag (richtprijs, meer dagen is goedkoper). Je kunt een gids bovendien vragen om je te leren klettersteigen of klimmen bij één van de berghutten, www.high-mountainworks.at. Kom je er niet uit met het plannen van je tocht? Martin Gstrein geeft ook vrijblijvend advies, info@high-mountainworks.at, +43 650 9209315.
PAKLIJST
Ik ga bergwandelen en neem mee…
- Eén rugzak met heupband waar alles in past
- Wandelkaart en routeprintjes
- Opgeladen mobiele telefoon
- Contant geld
- NKVB-kaart
- Energievoer en drinkfles (minimaal 1 liter)
- Zakmes
- Hoofdlamp
- Lakenzak voor in de berghut
- Zonnebrand, -bril en –pet
- Toiletspul, mini-handdoek
- Blarenpleisters
- Eerste hulpset incl. reddingsdeken
- Ondergoed, wandelsokken, functioneel shirt, sneldrogende broek, fleecetrui
- Handschoenen en muts (ook ’s zomers)
- Warme (onder)jas
- Regenjas en –broek
- -Wandelstokken (voor balans en tegen knieblessures bij het afdalen)